back | (English version) |
Voor een wat morsig raamkozijn, dat het beeldvlak verdeelt in een geometrisch raster, staat een aantal prunustakken in beginnende bloei (‘Blossom’, 2006). Onmiddellijk valt de beeldecho in de vitrage achter de ruiten op: het patroon van bloemen en bladeren zet zich erin voort en leidt je blik als het ware de ruimte achter het raam binnen. Maar zodra je het interieur nader wilt verkennen, kom je het ene obstakel na het andere tegen: het bloemetjesbehang in verticale stroken krijgt concurrentie van de weerspiegeling van de bakstenen huizen aan de overkant; een half verkoolde garagedeur, te zien door een tweede venster in de ruimte, lijkt bijna in de kamer te staan. Achter de vitrage verschuilt zich een in het zwart gehulde man of vrouw.
Sinds 2000 bouwt de schilder Wim Bosch zijn werken in de computer. In de recente prints mengen interieurs zich met op het raamoppervlak gespiegelde fragmenten van het exterieur. Opvallend is dat de kunstenaar met de introductie van de moderne media in zijn eigen werk steeds uitbundiger wordt in zijn beeldtaal. Waar zijn vroege schilderijen heel bewuste ‘ontkledingen’ van de – overigens niet minder raadselachtige – ruimtes leken, kleedt Bosch de huidige beelden juist opzichtig aan. Laag voor laag bouwt hij met gevonden en zelf gefotografeerd materiaal zijn in- en doorkijkjes: een decoratief patroon werkt hij uit tot een wandbedekkend behang, een stuk vitrage blaast hij op tot een bijna zwaar gordijn, en kasten, deuren, lampen, planten en lichtknopjes vinden hun plaats. Cultuurwetenschapper Barend van Heusden* noemde kunstwerken al eens halve tekens: ze geven geen betekenis, maar confronteren ons met wat nog moet worden geïnterpreteerd. Een goed kunstwerk creëert door het in elkaar schuiven van tekens een betekenisprobleem. Daarmee is kunst in zekere zin een nabootsing van onze voortdurende pogingen grip te krijgen op de ons omringende zichtbare werkelijkheid. Wanneer wij naar de wereld kijken, voldoet deze immers slechts ten dele aan wat wij van haar verwachten, aan wat wij kennen. De wereld doet zich voor als een vermenigvuldiging van betekenissen die onderling met elkaar in strijd zijn en dat dwingt ons tot duiding. Waar het in ons dagelijks functioneren van belang is dat de twijfel wordt opgelost, is het kunstwerk juist gebaat bij de vrijheid van betekenisverlening. Margo Slomp *B. van Heusden, ‘Halve Tekens. Over iconiciteit en artistieke semiosis.’, in: H. van Driel (red.), Het semiotisch pragmatisme van Charles S. Peirce, Amsterdam: John Benjamins B.V., 1991, 75-91. |